Dagelijks oefenmoment
- 10 minuten oefenen
- Minstens 4 keer/week
Wat oefenen?
- Woorden (en zinnen) inoefenen uit de klas.
- Gebruik maken van het woordpakket.
- Moeilijkheden met 1 bepaald onderdeel van spelling? (bijvoorbeeld cht/gt, d/t,...) Focus je dan vooral daarop.
- Hou de werkjes van je kind dus zeker goed bij.
Hoeveel oefenen?
- 1ste en 2de leerjaar: 10 woorden
- 3de en 4de leerjaar: 20 woorden
- 5de en 6de leerjaar: een combinatie van woorden en zinnen.
- Niet té veel zinnen. Zeker in het begin korte zinnen.
Hoe oefenen? Werk met 5 stappen:
- Ouder leest een woord / zin. Kind luistert goed.
- Kind herhaalt zelf luid en duidelijk het woord of de zin.
- Het kind denkt na.
- Het kind schrijft het woord of de zin op.
- Het kind controleert zijn werk. Ouder controleert ook en stuurt eventueel bij.
TIPS: Werken met een rood en groen doosje
- 2 doosjes: een groen en een rood.
- In het rode doosje stop je de woorden waar je kind fouten blijft tegen maken. Dan weet je onmiddellijk aan welke woorden je moet blijven oefenen.
- Wanneer je kind er geen fouten meer tegen maakt, kun je het woord in het groene doosje stoppen.
- Toch geen tijd om te dicteren? Laat je kind oefenen op BINGEL. De computer dicteert!